Wat is de realiteit? Tussen wetenschap en filosofie… tussen gnosis en mythe

Nadat we hebben begrepen dat de gnosis een eigen, unieke visie biedt op hoe de mens op aarde verscheen — en zelfs een omvattende kijk heeft op het bestaan en alles wat het omvat — wordt duidelijk dat deze visie onder de gnostici nauwelijks verschilt, of ze nu onverschillig zijn, deïsten of atheïsten.
Iedereen is het erover eens dat het menselijk lichaam gevormd werd in de schoot van het dier, voordat het geboren werd en zich ervan afscheidde, waarna de “mensenwereld” ontstond, die leidde tot het verschijnen van de mens in zijn huidige vorm.

Het verschil tussen deze opvattingen is relatief subtiel.

Deïsten geloven dat deze transformatie vooraf bepaald was door een “bewuste adem”, bekend als God of het goddelijke, aanwezig in alles, en die het ontstaan van het bestaan mogelijk maakte.
Volgens hen is het bestaan een goddelijke manifestatie binnen de materie, in verschillende gradaties, die hebben geleid tot deze diversiteit. Met andere woorden, het is een verborgen goddelijke impuls die de loop van het bestaan voortdrijft.

Atheïsten daarentegen zien deze verandering als iets dat op natuurlijke wijze van binnenuit de wezens zelf ontstond — een logische uitkomst van de oorspronkelijke structuur van het bestaan, waarin wij aanvankelijk bestonden, zonder tussenkomst van enige externe of interne kracht.
Onze innerlijke samenstelling is juist de kracht die tot ons ontstaan heeft geleid.
Het verschil tussen deze twee visies lijkt aan de oppervlakte eenvoudig, maar is in werkelijkheid diepgaand:
deïsten beschouwen het bestaan als een expressie van het goddelijke,
terwijl atheïsten het zien als een weerspiegeling van onszelf.

Onverschilligen, daarentegen, houden zich helemaal niet bezig met deze kwestie.
Voor hen is wat gebeurd is, gewoon gebeurd — of het nu te wijten is aan een innerlijke goddelijke kracht of aan een natuurlijke consequentie van het bestaan.
Wat voor hen telt, is dat wij nu bestaan, en dat er geen zin is in het zoeken naar wat niet bewezen of gekend kan worden — iets dat volledig onbekend is.
De absolute leegte — het pure niets — is inderdaad onkenbaar.
We weten niet of het over onszelf gaat, of over iets heel anders.

Gnostici geloven dat gnosis een vorm van kennis is die aanvankelijk via de zintuigen wordt waargenomen,
en die de deur opent naar wetenschappelijke ervaring.
Het is niet noodzakelijk juiste kennis,
en ook niet per se fout —
maar een andere dimensie van weten,
die intern wordt beleefd via bewustzijn en directe zintuiglijke ervaring,
en vervolgens extern wordt getoetst via het verstand en materiële ervaring.

Gnosis, zowel voor deïsten als voor atheïsten,
mag niet voortkomen uit een leegte of iets volledig onbekends.
Zelfs als de oorsprong werkelijk onbekend of vaag is,
blijft het noodzakelijk om een houding aan te nemen,
een hypothese te stellen,
of een scenario te creëren waarop we ons denken kunnen baseren.

Die mogelijke scenario’s gaan ervan uit dat het onbekende maar twee dingen kan zijn:
ofwel “wijzelf”,
ofwel “het andere”.
Vanuit dat uitgangspunt bouwen we onze gedachte op,
die vervolgens een drijfveer wordt voor de mens om naar de werkelijke waarheid te zoeken.

De gnosticus verwerpt het verstand niet,
en ontkent de kennis niet,
maar erkent dat er diepere niveaus van begrip zijn die verder gaan dan logische analyse en materiële realiteit.
Deze niveaus stellen hem in staat om de grote fenomenen te begrijpen zoals het begin van het bestaan, de mens, en het universum.

Een symbolisch voorbeeld om de gnostische ervaring te begrijpen

Om het idee dichter bij het menselijk verstand te brengen, geven we het volgende voorbeeld:

Stel je een mens voor die geboren en opgegroeid is in de woestijn,
waar hij slechts enkele elementen kent:
vlakke zandvlaktes,
een blauwe hemel als een koepel,
kleine steentjes gevormd uit zandkorrels,
een pikzwarte nacht,
een stralende dag,
en oases waar zoet water uit opborrelt.

Deze mens raakt in een staat van spirituele gnostische verheffing,
vertrouwend op wat zijn geest en zintuigen aan materiële kennis hebben opgenomen vanuit zijn omgeving.
Zo gaat hij verder dan het materiële kader dat hem omringt,
in een poging te ontdekken wat er mogelijk achter deze woestijn schuilt —
en wat zij in zich draagt.

In zijn ervaring ziet hij:

  • torenhoge bergen die de hemel bedekken,

  • diepe, doorzichtige zeeën,

  • uitgestrekte valleien,

  • en oneindige wouden.
    Hij ziet zelfs dieren waarvan hij geen naam of vorm kent.

En wanneer hij terugkeert uit zijn gnostische ervaring —
wat zou hij kunnen zeggen?

Hij is zeker van wat hij heeft gezien,
maar zijn taal stelt hem niet in staat om te beschrijven wat hij heeft waargenomen,
en hij kan anderen niet overtuigen van het bestaan van wat hij echt heeft gezien.
Hoe kan hij iets beschrijven dat zijn verstand nooit eerder gekend heeft,
en waarvoor zijn taal geen woorden heeft?

Wat deze gnosticus zegt, zal bepalen hoe zijn volk hem ziet.
Wat hij ook zegt, hij zal mensen vinden die hem geloven en steunen,
maar ook mensen die hem ontkennen en bestrijden.

Hier bevindt de gnosticus zich in een lastig parket:
zijn beste keuze is misschien volledig zwijgen,
of alleen te spreken met degenen waarvan hij zeker is dat ze hem zullen geloven.
Met andere woorden: zijn boodschap zal beperkt blijven tot een kleine groep,
en uitgedrukt worden in symbolische taal,
begrijpelijk enkel voor degenen die waardig zijn het te begrijpen.

Stel je nu voor dat jij in de schoenen van deze gnosticus staat…
Stel je voor dat jij echt een levend wezen hebt gezien dat niemand anders kent,
en dat alleen jij hebt aanschouwd.

Hoe zou jij dat wezen beschrijven?

Wat zou je de anderen vertellen?
Hoe zou je het uitleggen?

Wat zouden de anderen van je denken?

Hoe zou je omgaan met deze ongemakkelijke situatie,
die je in hun ogen kan doen lijken op —
een gek,
of een wijze,
een filosoof,
een ontdekker,
een genie,
of zelfs een profeet?

En wie zou werkelijk geloven wat je zegt?

De gnosticus op het kruispunt: zwijgen of spreken?

Het is niet eenvoudig voor een gnosticus om uit te drukken wat hij heeft gezien en meegemaakt —
vooral niet als hij geen materieel bewijs heeft om te overleggen,
noch de woorden bezit die zijn ervaring adequaat kunnen omschrijven.

Op dat punt bevindt de gnosticus zich op een kruispunt.
De beslissing die hij neemt,
wordt door niemand anders dan hemzelf bepaald.
Het is een volledig persoonlijke keuze,
die beïnvloed wordt door verschillende factoren:

Interne factoren:

En het belangrijkst onder hen is de aard van de gnosticus zelf:

  • Is hij avontuurlijk van aard?

  • Heeft hij de moed om te confronteren?

  • Beschikt hij over een geest van initiatief?

  • En in welke mate gelooft hij in wat hij heeft gezien?

Al deze innerlijke factoren wegen zwaar mee in zijn keuze
om al dan niet te openbaren wat hij heeft waargenomen.

Maar alleen dat is niet voldoende.

Want de gnosticus is meestal geen egocentrisch persoon die zich alleen op zichzelf richt.
Integendeel, hij is vaak een wijze,
die kijkt naar zijn omgeving,
en overweegt welk effect zijn woorden kunnen hebben.

Daarom moet hij ook rekening houden met een aantal externe factoren bij het nemen van zijn beslissing, zoals:

  • Het bewustzijnsniveau van de mensen om hem heen

  • De tijd waarin hij leeft

  • De aard van zijn samenleving

  • De mogelijke reacties op wat hij zou kunnen zeggen

  • En de nabije en verre gevolgen van zijn woorden —
    of die nu negatief of positief zijn

Al deze interne en externe gegevens,
samen met de bereidheid van anderen om te aanvaarden wat hij zegt,
moeten in acht worden genomen.

En uiteindelijk moet de gnosticus, met wijsheid, bepalen:

  • Moet hij spreken?

  • Wat moet hij zeggen?

  • Tegen wie?

  • En wanneer?

Alle gnostici die daadwerkelijk de mystieke ervaring hebben doorgemaakt,
verkiezen in het algemeen stilte tegenover het grote publiek.

Zij dragen hun kennis alleen over aan hun leerlingen,
elk naar zijn bereidheid en vermogen om te ontvangen.

Zo behandelt de gnosticus elke leerling op een unieke manier,
en op een verschillende stijl van overdracht.
Vaak gebeurt dit via symbolen en aanwijzingen,
niet via directe verklaringen.

Dit is het gebruikelijke pad van de gnostici,
vooral van hen die een hoge spirituele rang bekleden.
Zij blijven vaak onbekend tijdens hun leven,
behalve bij een heel kleine groep mensen.

En als ze toch bekend zijn, dan worden ze niet herkend als “gnostici”,
maar worden ze gezien onder andere benamingen
Met andere woorden:
hun bekendheid — als die er is — vindt plaats onder een andere vlag dan gnosis,
en wordt alleen herkend door een zeldzame minderheid.

De rangen van de gnostici: tussen leren en ervaring

Voordat we de vraag beantwoorden:
“Hoe handelt de gnosticus?”
moeten we eerst twee belangrijke vragen stellen:

  1. Wat zijn de rangen van de gnostici?

  2. Wat zijn de bronnen van hun kennis?

Laten we beginnen met de eerste vraag:

Veel mensen gaan ten onrechte ervan uit dat een gnosticus uitsluitend iemand is die bij een leraar leert.
Ze verwarren de geleerde of onderwezen gnosticus met degene die een daadwerkelijke, persoonlijke ervaring heeft doorgemaakt.
Ze maken ook geen onderscheid tussen de gnosticus die een beperkte mystieke ervaring heeft gehad en de gnosticus van de hoogste rang, die in het soefiïsme vaak wordt aangeduid als de Qutb, in de islam als de imâm, in het christendom als de paus en in het jodendom als de rabbijn.

Deze onderscheiding is essentieel, omdat de bronnen van kennis nauw samenhangen met de graad of rang van de gnosticus.

1. De autodidactische (of persoonlijke) gnosticus:

Binnen de gnosis kan de term “gnosticus” worden toegepast op elke mens die kennis zoekt, ongeacht de methode, de inspanning of de diepte van de ervaring.
Simpel gezegd:
het is voldoende om een oprechte innerlijke wens te hebben om te weten, en om jezelf vragen te stellen — zelfs als je reis nog in de kinderschoenen staat, of als het slechts een intellectuele hobby is die je dagelijkse leven niet verstoort… dan ben je al een gnosticus.

Zo is het bijvoorbeeld voldoende om stilletjes te mediteren zonder iets te lezen of van een leraar te leren… dit duidt op het bestaan van een vlammetje van kennis in jou.
Die vlam — hoe klein ook — plaatst je op het pad van de gnosis en geeft je de titel van een autodidactische gnosticus.

2. De onderwezen gnosticus:

Zijn bron van kennis komt uit het leren — hetzij via boeken, hetzij via leraren die hem voorgingen.
Hij geeft door wat hij met zijn eigen verstand heeft begrepen of wat hij van anderen heeft gehoord.

3. De gnosticus met beperkte ervaring:

Zijn kennis vloeit voort uit een spirituele of innerlijke ervaring die hij heeft meegemaakt, die wellicht gedeeltelijk of tijdelijk was, en die nog vragen van reflectie en interpretatie oproept.

4. De gnosticus van de hoogste graad:

Dit is degene die een diepgaande, directe verbinding met de waarheid heeft bereikt.
Zijn bron van kennis is de volledige ervaring — die zowel het innerlijke als het uiterlijke, het zichtbare als het onzichtbare omvat —
en die de grenzen van het verstand en van instructie overstijgt.

Dergelijke gnostici zijn zeldzaam en moeilijk te herkennen, want zij verbergen vaak hun ware status.
Zij onthullen dit slechts aan hun innige volgelingen — of soms zelfs helemaal niet.

Vervolgens beginnen de rangen van de gnostici te variëren en zich te onderscheiden, afhankelijk van:

  • de hoeveelheid kennis die zij vergaren,

  • de aard van de informatie die zij begrijpen,

  • en de diepte van de ervaringen die zij ondergaan.

Naarmate de tijd verstrijkt, stijgt de rang van de gnosticus en verwijdt zijn perceptiebereik — ieder volgens zijn inspanning en bereidheid.

De bronnen van de gnostische kennis: van waakzame aandacht tot het kosmisch geheugen

Nu keren we terug naar de tweede vraag:
Wat zijn de bronnen van kennis voor de gnosticus?

1. Eerste bron: “waarneming”, “waakzame aandacht” en bewustzijn

Dit is een interne en persoonlijke bron.
Ze is voor iedereen toegankelijk, zonder dat er een leraar of externe factor nodig is.
Het volstaat dat iemand mentaal alert is,
dat hij let op wat hem omringt,
en zich bewust is van alles wat hij doet.

Hij handelt niet mechanisch,
maar vergelijkt, reflecteert
en blijft in een constante staat van oplettendheid
ten opzichte van elke gedachte die door zijn geest zweeft.

Deze waakzaamheid manifesteert zich vaak op bepaalde momenten van de dag:
bijvoorbeeld bij het ontwaken, vlak voor het slapen,
of tijdens persoonlijke rustmomenten en meditatie.

In zo’n staat kan de gnosticus veel leren,
fouten vermijden,
en een vorm van wijsheid verwerven
die hem helpt om de problemen van het leven het hoofd te bieden.

Deze vorm van gnosis is persoonlijk en individueel.
Voor velen is ze al voldoende:
ze stelt hen in staat zichzelf te evalueren,
hun gedachten te ontwikkelen,
hun fouten te corrigeren
en te leren van de ervaringen van anderen.

Zo ontwikkelt de gnosticus bewustzijn over veel aspecten van het leven,
zelfs als die eenvoudig en dagelijks zijn —
toch blijven ze een vorm van gnosis.

Vandaag de dag is deze vorm van gnosis —
in haar verschillende gradaties —
toegankelijk voor bijna iedereen,
ongeacht hun achtergrond.

Maar… dogmatische religies en ideologieën verhinderen vaak volledige bevrijding.
Ze houden mensen gevangen in religieuze en dogmatische kaders,
gebaseerd op culturen van onderwerping en onwetendheid.

Wanneer deze mensen woorden horen die hen willen bevrijden,
dan reageren ze vaak met angst,
beschimpingen,
vluchtgedrag,
of het beschouwen van kennis als iets demonisch
terwijl ze zelf in een illusie leven.

2. Tweede bron: “instructie” of “overdracht” — kennis van de ouden

Deze bron verwijst naar kennis die door de eeuwen heen werd doorgegeven, afkomstig van de eerste gnostici.

Hier verkrijgen gnostici hun kennis via mondelinge overdracht:
van hun sjeiks, leraren,
of via boeken die vaak worden aangeduid als
“wijsheid van de ouden” of “kennis der ouden”.

Deze kennis wordt beschouwd als uiterst geheim,
en wordt vaak door middel van symbolen of gecodeerde taal overgedragen.
Ze wordt niet zomaar verklaard aan de zoeker,
tenzij door een leraar die zelf de gnostische ervaring heeft doorgemaakt,
en die deze kennis op zijn beurt ontving van zijn eigen meesters.

Het merendeel van deze kennis is mondeling,
of geschreven op een manier die alleen door gnostici begrepen kan worden.
Er wordt aangenomen dat ze sinds het begin van de mensheid werd overgeleverd.
Elke gnosticus voegt iets toe op basis van zijn ervaringen en inzichten,
waardoor deze kennis voortdurend evolueert en zich vernieuwt door de tijd heen.

Soms fungeert het boek zelf als de leraar,
zonder dat er een menselijke gids aan te pas komt.

Sommige mensen brengen hun hele leven door met enkel overgedragen kennis,
hetzij uit boeken,
hetzij van mentoren —
en bereiken daarmee een aanzienlijk niveau van gnosis,
zonder ooit een directe mystieke ervaring te hebben doorgemaakt.

Zulke mensen behoren tot wat men noemt:
“de middenklasse van de gnosis” of
“de gematigde gnosis”.

Vanuit deze gematigde rang ontstaan vaak:
schrijvers, uitvinders, denkers, filosofen,
en ook mensen die gewoon succesvol zijn in hun leven.

Men kan zelfs stellen dat filosofen, profeten, boodschappers,
en zelfs heersers en leiders,
allemaal gnostici zijn die gnosis via overdracht hebben ontvangen —
hetzij van een leraar,
hetzij via boeken.

En wanneer zulke mensen dit niveau van kennis bereiken,
dan is het zeker dat ze daarvoor ook het eerste niveau zijn gepasseerd —
dat hen niet langer voldeed
en hun dorst naar weten niet kon lessen.

3. Derde bron: “verheffing” of “toegang tot het existentieel geheugen”

De gnosticus bereikt een vergevorderd niveau van inzicht
door middel van meditatie en afzondering,
waardoor ontstaat wat men noemt “astrale projectie”.
Zo krijgt hij toegang tot wat men noemt het “kosmisch archief” of het “universele geheugen”,
zoals voorgesteld in bepaalde filosofische tradities en psychologische stromingen.

Dit concept komt sterk overeen met wat in de Abrahamitische religies
“de bewaarde tafelen” of “het beschermde boek” wordt genoemd,
zoals vermeld in verschillende verzen van de Koran, waaronder het openingsvers van Soera al-Baqara:

“Dat is het Boek waarin geen twijfel is.”

Je vindt dit idee ook terug in verre oosterse religies en overtuigingen,
onder de naam Akashic Records (Akasha-kronieken),
die worden geassocieerd met het kosmisch geheugen.

Bijna alle menselijke religies en geloofssystemen hebben iets dat hiermee overeenkomt,
zelfs in oude Afrikaanse en Australische tradities,
en ook bij de Native Americans en sjamanen.

Dit idee verschijnt zelfs binnen de moderne experimentele wetenschap,
waar sommigen het verbinden met:

  • kwantummechanica

  • fysica

  • het collectieve bewustzijn

  • of de theorie van alles

  • en het onbewuste

Deze derde bron van kennis gaat dus ver voorbij het rationele denken,
en opent een toegang tot diepere lagen van het bestaan
waar tijd en ruimte vervagen,
en waar het innerlijk zich rechtstreeks verbindt met de kern van de werkelijkheid.

Het kosmisch archief: tussen gnosis, religie en wetenschap

Het verschil tussen filosofie, psychologie, religie, experimentele wetenschap en gnosis
ligt vooral in de benadering —
maar al deze stromingen komen samen in het geloof dat
het kosmisch archief — zoals het in verschillende spirituele en intellectuele systemen wordt genoemd —
alles omvat wat met het verleden te maken heeft.

Het registreert elk voorval, van het meest banale tot het meest verhevene.

Deze kennisbron gaat echter niet enkel over het verleden.
Ze omvat ook het heden,
dat voortdurend door de tijd glijdt en verleden wordt.
Bovendien bestrijkt ze de nabije toekomst,
die snel in het heden overgaat en vervolgens in herinnering verandert.

Maar… hier ontstaat een verschil in interpretatie.

De Abrahamitische religies stellen dat het kosmisch archief
niet alleen bevat wat was en wat is,
maar ook wat zal zijn
zelfs in de meest verre toekomst.

Zij gaan zelfs zo ver te zeggen dat het archief
alles bevat wat ooit was, is en zal gebeuren,
ongeacht de tijdsafstand.

Daarentegen geloven filosofie, experimentele wetenschap en gnosis
dat dit archief alles bevat wat was,
wat is,
en wat mogelijk zou kunnen zijn in de toekomst —
dus alle mogelijkheden,
zonder te beweren dat het exact weet wat werkelijk zal gebeuren.

Opmerkelijk is dat al deze benaderingen eigenlijk voortkomen uit
dezelfde ruwe gnosis
hetzelfde fundamentele idee —
maar elk systeem interpreteert het op zijn eigen manier,
en geeft er een naam aan afhankelijk van de methode
en het doel dat het nastreeft.

Hoe zien verschillende denkscholen het kosmisch archief? En welke naam geven ze eraan?

📌 De islam en de Abrahamitische religies:

Het Bewaarbord (al-Lawh al-Mahfûdh) is een eeuwige goddelijke inscriptie,
waarin alles is opgeschreven —
van de schepping van het universum
tot de kleinste details van elk wezen en zijn lot.

Alleen God heeft toegang tot dit register.

Het omvat het verleden, het heden en de toekomst.
Toch geeft God enkel bepaalde profeten en heiligen
toegang tot een deel ervan,
vooral wat betreft de toekomst.
Dat wordt bevestigd in de Koran, bijvoorbeeld in:

“Kenner van het onwaarneembare, en Hij laat niemand Zijn onwaarneembare weten,
behalve aan een boodschapper die Hij heeft goedgekeurd.”

(Soerat al-Djinn, verzen 26–27)

En ook:

“Zeg: ons zal niets overkomen behalve wat Allah voor ons heeft opgeschreven.
Hij is onze Beschermer, en op Allah moeten de gelovigen vertrouwen.”

(Soerat at-Tawba, vers 51)

Dit is een complex onderwerp binnen de religies,
want als alles voorbestemd is,
betekent dat dat de mens geen vrije wil heeft
wat botst met veel religieuze ideeën over keuze en verantwoordelijkheid.

Maar dat is niet het onderwerp hier.

📌 Spirituele religies:

De Akasha-kronieken zijn een concept uit de Vedische en hindoeïstische tradities,
en ook uit sommige moderne westerse spirituele stromingen
die beïnvloed zijn door het boeddhisme.

Het woord Akasha betekent “ether” of “subtiele essentie” in het Sanskriet.

Deze kronieken worden gezien als een niet-materiële bibliotheek
die alle ervaringen, gedachten en emoties bevat
die elk wezen ooit in het universum heeft doorgemaakt.

Aanhangers geloven dat sommigen deze informatie kunnen “benaderen”
via meditatie of spirituele verlichting,
om zo kennis te verkrijgen over zichzelf, anderen of zelfs vorige levens.

Deze archieven bevatten het verleden, het heden,
en de mogelijke toekomsten
niet één vaste toekomst,
maar verschillende waarschijnlijkheden,
afhankelijk van de huidige energie of innerlijke staat van het individu.

📌 In de filosofie:

Het concept van het universele bewustzijn (of “universele geest”)
wordt vaak gebruikt om aan te geven dat het hele universum bestaat uit gedachten
die zich hebben gemanifesteerd in materie.

Men gelooft dat het universum zelf een collectieve geest bezit
die alles wat is gebeurd, wat gebeurt,
en alles wat zou kunnen gebeuren bevat —
dus alle mogelijkheden
die zich kunnen ontvouwen of bestaan.

📌 In de psychologie:

Het onderbewuste (of het onbewuste) wordt beschouwd als een innerlijke ruimte
waarin zich een vorm van geheugen bevindt
die alle voorbije ervaringen bevat.

Toegang tot dit geheugen kan plaatsvinden via:

  • diepe meditatieve toestanden

  • verhoogd bewustzijn

  • dromen of dagdromen

  • of zelfs via hypnose

Er wordt aangenomen dat het onderbewuste
niet alleen de persoonlijke herinneringen bevat,
maar ook de ervaringen van anderen
mensen die de persoon heeft ontmoet, gezien of op een andere manier geabsorbeerd.

📌 In de experimentele wetenschap:

Het concept van materiegeheugen wordt gebruikt om het idee te verklaren
dat elke gebeurtenis een spoor nalaat in de materie zelf.

Er wordt gedacht dat materie een soort geheugen behoudt van alles
wat er in en met haar gebeurt.

Sommigen verbinden dit idee met:

  • kwantummechanica

  • energievelden

  • of informatieve resonantie

Volgens deze benadering kunnen we deze geheugensporen benaderen via:
wetenschappelijke instrumenten,
technologie,
of fysische analysemethoden,
waardoor het mogelijk wordt om verleden gebeurtenissen te reconstrueren.

Er wordt zelfs gesuggereerd dat in de toekomst,
we misschien in staat zullen zijn om gebeurtenissen uit het verleden te “zien” alsof het films zijn,
dankzij technologische vooruitgang.

Het concept van ether: het medium tussen zijn en niet-zijn

Het idee van ether heeft zich in de loop der eeuwen ontwikkeld,
heen en weer bewegend tussen filosofie, wetenschap en gnosis.

In de klassieke wetenschap:

Ether werd lange tijd beschouwd als een stoffelijk medium
dat het licht en elektromagnetische golven droeg.
Maar met de relativiteitstheorie van Einstein
werd dit concept verworpen,
toen hij aantoonde dat licht geen medium nodig heeft om zich voort te planten.

Het werd vervangen door het concept van de ruimtetijd
een weefsel dat ruimte en tijd verbindt
en dat buigt onder invloed van zwaartekracht.
Dit is geen klassieke ether meer,
maar een dynamisch veld waarin de werkelijkheid zich afspeelt.

In gnostische en mystieke denkwijzen:

Ether wordt niet gezien als een fysiek medium,
maar als de basis van het huidige bestaan
en als brug tussen het zijn en het niet-zijn
een schakel tussen de twee werelden:
de wereld van het bestaan en de wereld van het niets.

Men gelooft dat ether informatie bevat over het verleden en de toekomst,
en dat deze wordt opgeslagen in wat men noemt de Akasha-kronieken.
Toegang daartoe is mogelijk via meditatie
en via verhoogde bewustzijnstoestanden.

In deze context wordt ether dus noch als puur bestaan,
noch als puur niets beschouwd —
maar als het kanaal dat de mens in staat stelt
om zich te verbinden met al wat was, wat is, en wat zou kunnen zijn.

Hoewel de moderne wetenschap
het klassieke idee van ether heeft verlaten,
blijft de gnosis het zien als een essentiële bron van kennis
en als sleutel tot het ontsluiten van de geheimen van het bestaan.

De taal van het symbool en de ervaring in de ruwe gnosis

Nu we de drie soorten gnostici hebben besproken:

  • De autodidactische gnosticus

  • De geleerde gnosticus

  • De ervaringsgerichte gnosticus

en we hun bronnen van kennis hebben behandeld:

  • Innerlijk bewustzijn

  • Overgedragen kennis

  • Verheffing tot het existentieel geheugen

laten we nu terugkeren naar het eerder geschetste voorbeeldverhaal,
dat de ervaring van de ervaringsgerichte gnosticus illustreert.

Deze gnosticus is iemand die zichzelf heeft verheven,
die heeft gezien wat anderen niet zagen,
en die de hogere bewustzijnssferen direct heeft ervaren.

Zulke mensen spreken niet uit het niets:
ze brengen over wat ze zelf hebben beleefd,
vaak enkel aan leerlingen die ze vertrouwen.
En ze maken veelvuldig gebruik van symbolen en toespelingen,
bijvoorbeeld in hun poëzie of spreekwoorden,
zonder expliciet te claimen dat het hun woorden zijn.

Daarom hoor je hen vaak zinnen gebruiken als:
“Er werd mij gezegd”,
“Men zegt”,
of “Ik hoorde…”

Dat is niet uit onwetendheid of navolging,
maar uit nederigheid,
omdat ze de ervaring als te groots beschouwen om toe te eigenen.

Zelfs als ze iets hebben gehoord of geleerd,
nemen ze het pas aan nadat ze het zélf hebben ervaren,
waardoor hun woorden voortkomen uit zekerheid, niet uit herhaling.

Wanneer de ervaringsgerichte gnosticus zijn visie probeert over te brengen,
doet hij dat via symbolische en metaforische taal,
geworteld in zijn omgeving en culturele referenties,
om het beeld dichter bij het begrip van de toehoorder te brengen.

Bijvoorbeeld:

  • Als hij de zee ziet, zegt hij: “Er is water zoals de woestijn”
    – een beeld dat herkenbaar is voor wie in de woestijn leeft.

  • Als hij rivieren ziet, zegt hij: “Daar stroomt water als een slang”
    – waarmee hij de beweging van water symboliseert via een dier dat bekend is in het wild.

  • Hij beschrijft bossen als: “Grote oases die de woestijn bedekken en het zonlicht blokkeren”

  • En bergen of heuvels als: “Zuilen of stenen gevormd uit zandkorrels, die het zicht belemmeren en de hemel afdekken”

Kortom:
hij maakt het vreemde herkenbaar.

Door hun diepe ervaringen en verhoogd bewustzijn beseffen gnostici
dat wat zij zien in die hogere werkelijkheden
totaal vreemd is aan het leven dat zij dagelijks kennen.

Daarom leren ze — naarmate hun ervaring groeit —
om hun visioenen en inzichten uit te drukken via buigzame symbolen,
die de poorten van begrip openen,
zonder vast te zitten aan details die later door nieuw inzicht
of verdere ervaring kunnen worden weerlegd of verruimd.

Deze symbolische beschrijvingskracht is de kern van wat men noemt:
“ruwe gnosis”
een gnosis die eerlijk en authentiek is,
die de essentie overbrengt zonder zich te verliezen in uiterlijke vormen of conventionele taal.

Daarom leert de meester-gnosticus zijn meest toegewijde leerling:

“Een gelijkenis wordt gegeven, niet om letterlijk te meten.”

Met andere woorden:
het symbool is open voor interpretatie,
terwijl de verre leerling gevangen blijft in de letterlijke vorm,
hechtend aan de schil,
en onwetend over de kern van ware kennis.

Wat de hoogste gnosticus zegt: hoe zijn woorden kennis overdragen en harten raken

Wat de gnosticus van het hoogste niveau zegt,
en wat hij onderwijst op basis van zijn existentiële visioenen en ervaringen,
heeft vaak een diepe impact
op de zielen en geesten van zijn leerlingen —
of op iedereen die met zijn woorden in aanraking komt.

Zelfs wanneer zijn uitspraken versleuteld of symbolisch zijn,
wekken ze een gevoel van oprechtheid en een drang tot zoeken in de toehoorder.

Iedere leerling volgt dan zijn eigen pad,
probeert die signalen te begrijpen,
ze te vereenvoudigen of opnieuw te formuleren
zodat ze begrijpelijk worden voor een breder publiek.

Op deze manier wordt de gnosticus een krachtige katalysator
voor de verspreiding van kennis,
niet als statische informatie,
maar als een levende kracht
die inspireert, wekt
en anderen aanzet tot het zelf ontdekken van de waarheid.

Wanneer de ruwe gnosticus iets zegt als:

“Voorbij onze wereld, of ver van ons, of achter ons… ligt er een woestijn van water”

dan bedoelt hij daarmee geen poëtisch beeld of vage taal,
maar hij brengt een echte ervaring over
die hij tijdens zijn existentiële opklimming heeft beleefd.

Hij beschrijft de oceanen die hij zag,
maar in een taal die resoneert met de vertrouwde wereld van zijn omgeving —
waar “woestijn” staat voor uitgestrektheid,
en “water” voor een nieuwe, onbekende natuur
die zijn oorspronkelijke omgeving overstijgt.

Van symbool naar werkelijkheid: hoe de gnostische gedachte zich verspreidt

Maar hoe bereikt zo’n uitspraak van de gnosticus het grote publiek?
Hier begint het pad van de gedachte —
de routes waardoor het idee blijft voortbestaan
en zich transformeert tot gedeelde kennis:

  • De wetenschapper of de geleerde,
    die de symboliek van de gnosticus begrijpt,
    herformuleert de uitspraak in een wetenschappelijke of rationele vorm
    die toegankelijker is voor het brede publiek.
    Hij zegt bijvoorbeeld:

    “Misschien zijn er uitgestrekte watermassa’s voorbij de horizon”
    Zo behoudt hij de essentie van het idee
    en presenteert het in termen die begrijpelijk zijn voor het collectieve bewustzijn.

  • De dichter of verhalenverteller
    behoudt de uitspraak in zijn originele vorm,
    of verwerkt ze in een symbolisch verhaal of een mondeling epos,
    waardoor ze onderdeel wordt van het collectief geheugen en de folklore,
    generatie op generatie doorgegeven.

  • De spirituele zoeker of mediterende persoon
    neemt de uitspraak zoals ze is,
    en maakt er een toegangspoort tot innerlijke ervaring van.
    Hij zoekt naar interne verheffing om zelf te ontdekken
    wat de gnosticus bedoelde.

  • Het gewone volk begrijpt misschien niet de exacte betekenis,
    maar de uitspraak blijft hangen in hun geheugen
    als een vreemd spreekwoord of een mysterieus gezegde,
    bewaard tot een tijd of persoon komt die het begrijpt —
    of tot de realiteit het bewijst.

  • Profeten, boodschappers en misleiders
    nemen de gnostische gedachte en bouwen er een religieus of mythisch verhaal omheen.
    Ze gebruiken het om mensen te overtuigen hen te volgen,
    koppelen het aan redding na de dood of toegang tot het paradijs,
    en maken die toegang afhankelijk van geloof en gehoorzaamheid.

  • Denker-filosoof-types benaderen het idee vanuit een rationele hoek.
    Ze stellen vragen zoals:

    “Is het werkelijk mogelijk om een woestijn in water te veranderen?”
    en formuleren dan wetenschappelijke hypothesen of theoretische modellen
    om het idee te verklaren of toe te passen.

  • Filosofen verdiepen zich in het symbool zelf
    en stellen de existentiële vraag:

    “Is een ‘woestijn van water’ realiteit of metafoor?”
    Is het een toekomstige hoop of een beschrijving van een innerlijke toestand?
    Ze graven naar de diepere betekenis van het concept.

  • Schrijvers en romanciers weven volledige imaginaire werelden en symbolische verhalen rond het idee,
    creëren personages, namen, koninkrijken —
    en maken er een verhalend medium van dat realiteit met fantasie mengt.

  • Kunstenaars drukken het idee uit via kleur, vorm, beeldhouwwerk en muziek,
    maken van de abstracte gedachte een visuele of auditieve ervaring,
    waardoor het tastbaar wordt in kunstvorm.

  • Onderzoekers en ontdekkingsreizigers behandelen het idee als een ware drijfveer voor onderzoek,
    trekken eropuit om zeeën en oceanen te ontdekken,
    in het geloof dat de gnosticus geen waanbeelden zag,
    maar werkelijk naar iets echts wees.

En ook al komt de realiteit misschien niet volledig overeen met de beschrijving,
de kern van het idee wordt gerealiseerd en bevestigd.

Religie als interpretatie van gnosis: van beleefde ervaring tot heilige tekst

Waarom werd deze informatie over gnosis en gnostici eigenlijk vermeld?

Het antwoord is:
zodat je eerst begrijpt dat gnostische interpretaties geen absolute waarde op zich hebben
en dát is precies wat alle religies doen.

Religies en sektarische doctrines zijn in werkelijkheid niets anders dan
interpretaties van ruwe gnostische ideeën,
geformuleerd voor een bepaalde gemeenschap,
in een specifieke plaats en tijd.

Religie is een tijdelijke interpretatie,
bedoeld om begrijpelijk te zijn voor de massa.
Maar na verloop van tijd wordt het een leugen,
vooral wanneer experimentele wetenschap haar ontmaskert.

Toch blijven deze religies bestaan omdat ze de stempel dragen van
“goddelijke openbaring”
wat de grootste leugen van allemaal is.
Daardoor worden ze beschouwd als absolute autoriteit.

Openbaring is het eerste instrument dat boodschappers gebruiken
om het volk ervan te overtuigen dat hun boodschap waar is
omdat ze zogezegd komt van een god of heer,
die van de hemel neerdaalt.

Maar in werkelijkheid is dit slechts een tijdelijke, tijdsgebonden interpretatie
van wat gnostici hebben bereikt door hun eigen mystieke ervaring.

Met andere woorden:
de “god” waarover religies spreken,
is in feite die gnosticus van hoog niveau
die in anonimiteit leefde en stierf.

Deze interpretatie wordt vervolgens heilig verklaard
een absolute waarheid die zou komen van een hogere macht dan de mens,
een kracht die alles weet.

En natuurlijk zorgt deze “heiligheid” ervoor
dat religieuze teksten onaantastbaar lijken,
bijna onmogelijk om in vraag te stellen of te verwerpen —
zelfs als er wetenschappelijk bewijs bestaat dat hen tegenspreekt.

Sterker nog:
in veel gevallen worden religieuze teksten opnieuw geïnterpreteerd
om ze in overeenstemming te brengen met wetenschappelijke ontdekkingen
en dan wordt dat gepresenteerd als een goddelijk wonder.

Terwijl de waarheid is dat de ruwe gnostische gedachte
en niet de religieuze tekst —
het ware menselijke wonder is.

Gnosis en waarheid: tussen individuele overtuiging en experimentele wetenschap

Gnosis — of beter gezegd, de oorspronkelijke, mystieke gnosis
stelt dat de ware waarheid
die is waarin wij als individuen geloven.

De algemene waarheid, daarentegen,
is afhankelijk van tijd, plaats
en het kennisniveau van de samenleving waarin we leven.

Maar de absolute waarheid
is diegene die door de materiële, experimentele wetenschap is bewezen —
een waarheid die zich ontwikkelt in de tijd
en die steeds sterker wordt naarmate wetenschappelijke experimenten doorgaan.

Via de empirische wetenschap
komen we beetje bij beetje dichter bij de waarheid zoals ze werkelijk is.

Gnosis en de moderne wereld: naar intellectuele bevrijding uit religieuze dwang

Volgens de gnosis is het allerbelangrijkste
dat we beschikken over een theorie die ons helpt begrijpen wat er is gebeurd
zelfs als die theorie onvolledig is.
Wat telt, is de vooruitgang richting iets beters.

De religieuze scenario’s,
die vaak niet meer passen bij onze tijd of onze toekomst,
waren misschien geschikt in het verleden,
of voor mensen die niet in staat zijn tot intellectuele en psychologische bevrijding.
Maar ze kunnen niet langer gelden als basis
voor een beschaafde en menselijke samenleving in de moderne wereld.

Religie, volgens de gnosis,
is gericht op mensen die mentaal en psychologisch onderontwikkeld blijven,
die het moed of kennis ontbreekt om zich van haar ketens te bevrijden.
Deze mensen zijn als een kudde
je kunt niet meer van hen verwachten dan wie ze zijn.
En we moeten met hen omgaan op een realistische manier.

Wat betreft de religieuze leiders en geestelijken:
zij leven op de rug van hun volgelingen.
Hun bestaan blijft voortduren dankzij diegenen
die niet kunnen leven zonder religie.

Pin It on Pinterest